De Deur in Huis

RSG ‘De Borgen’

Leek

JAAR2021

TYPEEuropese aanbesteding

OPDRACHTGEVERRSG De Borgen

SAMENWERKINGDeerns, Pieters Bouwtechniek en EB Advies

Onderwijs vormt de basis van onze beschaving. Het is niet het gevolg van onze welvaart, het is precies andersom: met goede plekken voor onderwijs creëren we de voorwaarden voor het kennisniveau waarmee we maatschappelijke opgaven kunnen vormgeven. Scholen maken we niet om ‘bij de tijd te zijn’, maar juist om de tijd vooruit te zijn, om verder te kunnen kijken dan we doorgaans doen. Nog steeds vormen scholen brandpunten voor het samenbrengen en uitwisselen van mensen, informatie en kennis. Ideeën verspreiden zich gemakkelijker door fysieke nabijheid. Een plek waar we kunnen leren hoe we met kennis en informatie omgaan, is kortom essentieel voor de ontwikkeling van onze maatschappij.

Willen we een visie vormen op de ontwerpopgave voor RSG De Borgen, zullen we het vraagstuk in het teken moeten stellen van het onderwijs. Het presenteren van een eenduidige en hermetische visie druist dan eigenlijk in tegen het type opgave waarmee we te maken hebben. Het ontwerpen als discipline heeft in de kern al een onderzoekend karakter, waarbinnen kennisontwikkeling en informatietoepassing gebruikelijk principes zijn. Bij het ontwerpen van een school, als een plek die in essentie over kennisontwikkeling en -overdracht gaat, zouden deze principes nog vanzelfsprekender moeten zijn, in elk geval voor het proces. De visie moet zich binnen de sfeer van alle betrokken partijen kunnen vormen en zelf onderdeel zijn van proces van kennisontwikkeling. Dat de opgave in de vorm van een basismodel ook zo benaderd is, ondersteunt deze gedachte.

De vraag van RSG De Borgen is om twee van de drie huidige gebouwen te renoveren, het derde gebouw zal worden afgestoten. Daarnaast is de opgave om een verbindingsgang te maken tussen de twee overgebleven gebouwen en om een nieuw gezicht voor de school te creëren. Een visie op de opgave zien we daarom als een gelaagd bouwwerk, waarbinnen we de opdracht kritisch benaderen en verschillende modellen verkennen. Waar wij in essentie meer kwaliteit terug willen geven dan de strikte opgave stelt, geven wij middels drie scenario’s, in gradaties een passend antwoord. Zo wordt duidelijk hoe we straks binnen de gegeven context het meeste uit het ontwerp kunnen halen.

SCENARIO 1: Vier binnenpleinen en een groene patio

Het basismodel zoals meegegeven in de opgave, verfijnen we tot een ensemble waarvan de ontsluitingsroute in de langgerekte gebouwen vier binnenpleinen en een groene patio ‘aaneenrijgt’. Door de gangen van de gecombineerde scholen op sommige punten tot verblijfsplekken te transformeren, creëren we ankerpunten die de lengte van de scholen doorbreekt en nieuwe ontmoetingsruimte biedt. In het hart van het complex, de nieuwbouw die beide gebouwen verbindt, passen we dezelfde slimme ingreep toe. We draaien de bibliotheek een kwartslag en ontsluiten met een ruim opgezette omgang een groen plein, waardoor nieuwe transparante plekken voor samenkomst ontstaan. Het groen van de locatie kunnen we zo behouden, terwijl de patio het symbolische duurzame hart van de school wordt.

Met deze licht aangescherpte ordening van het programma leggen we de basis voor een heldere vormgeving en uitstraling. Gezien de ambities voor architectuur en duurzaamheid is het onvermijdelijk om de gevels, daken en het grootste gedeelte van de installatie op demontabele basis te vernieuwen. De te slopen bebouwing, waaronder de bibliotheek, trekken we als materiaalpaspoorten uit elkaar en hergebruiken we waar mogelijk. Daarnaast passen we zo veel mogelijk gerecyclede materialen toe, ook voor de constructie. Nieuwe bouwkundige onderdelen maken we ‘licht’ (CLT), zodat ze een relatief lage milieubelasting hebben. We kiezen een gepaste, duurzame bakstenen uitstraling voor het complex, afgestemd op de omringende bebouwing. We vervangen de kunststoffen geveldelen door hout dat we met de sloop oogsten, zodat er warme, natuurlijke accenten ontstaan.

Ook bij het interieur zorgen we voor samenhang. Het opgewaardeerde gangenstelsel geven we een rustige, lichte basisuitstraling, die alle ruimte laat voor de kleur en dynamiek van de leerlingen. Om toekomstige ontwikkelingen te kunnen volgen worden binnenwanden verbeterd en flexibel opgezet, maar we creëren rust en eenheid in wanden, vloeren en plafond. De gangen en pleinen organiseren we zodanig, dat er zicht is op de natuurlijke omgeving buiten, zodat dit ‘publieke netwerk’ een transparante interventie tussen binnen en buiten vormt. Voor de pleinen gebruiken we natuurlijke materialen en creëren we een onderscheidend functioneel karakter: een mensa om samen te eten, een werkruimte om samen te studeren, een stilteruimte om te verdiepen, een lounge om te ontspannen en een podiumruimte voor theatrale uitspattingen.

Om vanuit de pleinen en gangen geïnspireerd te raken creëren we selectief zicht op de praktijklokalen, die met doorzichten en heldere entrees nog duidelijk op de ontsluitingsroute georiënteerd zijn. Misschien zijn er specifieke samengestelde etalages mogelijk, die het voorstellingsvermogen over wat er in de praktijkruimtes gebeurt aanwakkert. Met doorzicht op de praktijkruimtes en prikkelende uitstallingen doorbreken we de lengte van de gangen nog eens verder. De hemen, als plekken van bestemming, verdienen een eigen karakter of accent, in materiaal, kleur en karakter van de ruimtes, eventueel aangevuld met een heldere beeldtaal van iconen. We richten ze op meubelniveau specifiek in, zodat er sterke individuele plekken ontstaan, passend bij de studiegroep. Het gelaagde systeem van plein en gangen, praktijkruimtes en hemen creëert een model waarin de mate van openbaarheid, toegankelijkheid, inspiratie en informatiedichtheid nauwkeurig is afgestemd.

Naast de groene patio bieden ook de binnenpleinen ruimte voor vergroening, goed voor akoestiek, luchtkwaliteit en de vochthuishouding. Maar willen we de ambities voor interieur, binnenklimaat en duurzaamheid serieus volgen, dan zullen we meer moeten doen dan het toevoegen van groen en het hergebruiken van hout. Een scherpe blik op de techniek en installaties van de gebouwen leert dat een aanzienlijk deel van het budget aan deze ‘onzichtbare’ ingrepen zullen moeten worden besteed. Met de criteria voor energie-neutraal bouwen, ventilatie en het frisse scholenconcept in het achterhoofd, moeten gevels, daken en vloeren worden vernieuwd, moet de mechanische ventilatie worden vervangen, is een gasloze warme-opwekking nodig, moet het distributie- en afgifte-systeem vervangen worden, moeten we de verlichting vervangen door LED en ook nog eens plek zoeken voor zo’n 1850 zonnepanelen. Wij vroegen ons af: zorgen de opgaven en ambities binnen de gegeven situatie niet voor een te grote versnippering van mogelijkheden en middelen?

SCENARIO 2: Van ensemble naar gebouw

De spanning van de opgave met de bestaande situatie en beschikbare middelen bracht ons ertoe een beetje afstand te nemen, even uit te zoomen om de opgave nog eens kritisch tegen het licht te houden. Veel ambities raken eigenlijk bedolven onder druk van de bestaande gebouwen. Kunnen we niet een model verzinnen dat meer ruimte geeft aan het integrale ambitieniveau en meer recht doet aan de opgave? Door het complex niet meer als een ensemble van twee gebouwen met een verbinding te zien (dat eigenlijk drie afzonderlijke projecten oplevert) maar als één gebouw, ontstaat de mogelijkheid om een deel van de bebouwing samen te voegen met de voorziene nieuwbouw, zodat er echt nieuwe bouwmassa ontstaat.

We vernieuwen en hergebruiken de een-laagse vleugel van de Nijeborg en voegen dit programma samen met de nieuwbouw, zodat we een bouwmassa van twee lagen kunnen maken die mogelijkheden geeft om een krachtige basisgevel te maken, die beide gebouwen omsluit en samenvoegt. Ook met dit model gebruiken we vergelijkbare principes voor de uitstraling, een baksteden gevel met houtaccenten als basismateriaal, waarmee we een gepaste samenhangende uitstraling kunnen bewerkstelligen, terwijl we de gebouwen grotendeels intact laten. Met het principe van een lange, samenhangende gevel als basis voor de uitstraling, creëren we bovendien nieuwe patio’s achter de ‘voorgevel’, arcades waarbinnen we overtuigend fietsenstallingen, diverse ontsluitingsroute en entrees, evenals extra pleinruimte een plek kunnen geven.

Intern biedt een dergelijk model ruimte voor een centraal plein waaromheen de voornaamste, publieke functies van de school georganiseerd zijn. Het samengestelde gangenstelsel met pleinen en plekken, praktijkruimtes en hemen wordt zo nog gevarieerder, terwijl de nieuwbouw ook een daadwerkelijk nieuw hart creëert. Vanuit de centrale kantine legt een brede podiumtrap bovendien een ruimtelijke verbinding met de eerste verdieping, waar het plein overtuigend met de bestaande bebouwing is verbonden. Het model levert een nog meer gelaagde en afwisselende organisatie op, maar zorgt ook voor een sterkere uitstraling, die in het huidige opgesplitste complex node wordt gemist. Het model stimuleert actieve ontmoeting en brengt nieuw elan. Wat de modellenstudie echter vooral inzichtelijk maakt, is dat het doorbreken van de bestaande gebouwenstructuur op veel nieuwe niveaus een betere ingreep mogelijk maakt. Door in de nieuwbouw een slimme organisatie toe te passen, kunnen sterk verwoorde ambities al veel beter worden verwezenlijkt.

VERBEELDING

SCENARIO 3: Een nieuwe school

De modellenstudie moedigde ons aan om nog een stap verder te gaan, of nog iets verder uit te zoomen. Uit de getoonde ambities en uit gesprekken met de directie komt het beeld naar voren dat we de opgave misschien nog kritischer moeten beschouwen, nog verder moeten durven gaan in de mogelijkheden die op de plek besloten liggen. We moeten constateren dat het programma van eisen, zoals afgestemd op de bestaande situatie en gebouwen, gericht is op het ‘bij de tijd zijn’ van de bebouwing, in plaats van op een toekomstbeeld. Durven we vooruit te kijken? Is de bestaande bebouwing de investering en vernieuwing eigenlijk wel waard? Is er geen model denkbaar waarbij we niet de bestaande gebouwen opknappen, maar alles uit de huidige stand van de techniek halen om verder de toekomst in te kijken?

Als we naast de opgave ook over de plek durven na te denken, komen we tot een model dat eigenlijk alle ambities met de stedenbouwkundige situatie weet te verbinden en ook nog ruimte biedt om de locatie met actuele maatschappelijke opgaven te combineren. Nemen we de sloop van de Oldeborg als vertrekpunt, dan ontstaat hier al voldoende ruimte om een compacte en perfect georganiseerde nieuwe school te maken, waarin alle ambities, op sociaal, onderwijs- en technisch niveau, veel beter en efficiënter ontworpen kunnen worden. Dit lijkt een grote stap, maar is juist een ingreep waarmee we de toekomst op lange termijn vooruit kunnen zijn. Het budget dat we na de basisingreep over de lange termijn gaan uitgeven aan onderhoud, energie en gebruik, kunnen we veel slimmer en effectiever toepassen in een nieuwbouw, die ten opzichte van de bestaande gebouwen in alle opzichten duurzamer georganiseerd en gemaakt kan worden. Als we dit model eens serieus nemen, dan blijken we hiermee dubbele stappen te kunnen zetten. Niet alleen hoeven we veel minder meters te maken (en in de decennia daarna te gebruiken en onderhouden), de meters die we maken, kunnen we ook nog veel doeltreffender en zuiniger maken, duurzamer. Op de lange termijn besparen we daarmee zo veel, dat we die ontbrekende uitgaven uit de toekomst als investering naar nu kunnen halen.

We kunnen een nieuwbouw maken die stedenbouwkundig beter is gesitueerd, een gebouw dat veel langer vooruit kan, duurzamer is, flexibeler en compacter; dat wat betreft energie en binnenklimaat een veel bestendiger oplossing biedt, dan dat de vernieuwing van de bestaande bebouwing ooit kunnen bieden. Ook biedt een volledige nieuwbouw veel meer mogelijkheden voor de toekomst die we niet kennen. We maken een gebouw van drie verdiepingen rondom twee atria voor het huidige programma, maar kunnen in de fundering rekening houden met een gebouw van vier of vijf lagen. Bovendien biedt de nieuwbouw eveneens mogelijkheden om materialen en constructieve elementen te hergebruiken. Ook naar de omgeving toe is de nieuwbouw veel vriendelijker; een heel groot deel van de locatie komt vrij en geeft ruimte om de druk op de woningmarkt te verzachten, of om op andere wijze bij te dragen aan actuele opgaven. Als we hier geschikt aanvullend programma kunnen realiseren, dan kunnen we de gronduitgifte zelfs als onderdeel van de investering verzilveren, wat een dergelijk grote stap ook in financiële zin dragelijker maakt.

Op alle niveaus lijkt een nieuw schoolgebouw de meest relevante oplossing: stedenbouwkundig, ruimtelijk, organisatorisch, interactief, klimatologisch, energetisch, constructief, bouwtechnisch en logistiek. We bouwen een school die flexibeler is en socialer, die duurzamer is en minder onderhoud evenals beheer nodig heeft, die horizontaal zowel als verticaal alle hemen veel overtuigender met elkaar verbindt en die het gehele proces van sloop, verbouw en verhuizing ook nog veel eenvoudiger en overzichtelijker maakt. Met ‘minder gebouw’ kunnen we een duurzamere omgeving creëren, die ook nog eens ruimte laat voor andere opgaven. Wij denken dat deze opgave enkel gebaat is bij een visie die zo ver in de toekomst durft te kijken.

Bronnen: luchtfoto – Google Maps.com